Antwoorden op pensioenvragen van Kamerleden van 4 november 2020
Op 4 november 2020 was er in de Tweede Kamer een ronde-tafelbijeenkomst over het pensioenakkoord. Kamerleden konden vragen stellen aan deskundigen van verschillende achtergronden. Het voorstel om mij, als geestelijk vader van het alternatief ROL Pensioenfondsen, ook uit te nodigen kreeg geen meerderheid. Daarom was ik daar niet.
Daardoor is mijn alternatieve oplossing voor de huidige problematiek in de pensioenen helaas buiten beeld gebleven. Dat is jammer, omdat uit de vragen van de Kamerleden duidelijk werd, dat ROL pensioenfondsen voorziet in een behoefte. Daarom beantwoord ik een aantal vragen van de Kamerleden opnieuw, maar dan met meenemen van ROL Pensioenfondsen als alternatief.
Vragen van de heer van Weijenberg (D66)
Aan de heren Boeijen en Werker: wat zijn de pro’s en cons van de solidariteitsreserve?
Antwoord: Het voordeel is ook het doel: met die reserve kunnen bovenmatige winsten en verliezen worden afgetopt, waardoor pensioen minder zal schommelen.
Maar er is ook een groot nadeel. De reserve is er nu nog niet en zal dus gevormd moeten worden. Aan deelnemers zal dus gevraagd worden om premie te betalen waarvoor ze geen pensioen verwerven. Als het via afromen van overrente gaat is de techniek anders, maar het principe hetzelfde. Voor huidige deelnemers is dit een eenzijdig contract. Zij leggen wel in, maar krijgen daar niets, of in elk geval minder dan hun inleg, voor terug. Dat betekent, dat de solidariteitsreserve voor huidige deelnemers een constructie is waaraan zij wel kunnen verliezen, maar niet kunnen winnen.
De vergelijking met de doorsneesystematiek dringt zich op. Ook daar wordt premie betaald dat wordt aangewend voor de financiering van de pensioenen van een andere generatie. Dat wordt niet eerlijk gevonden. Echter bij de doorsneesystematiek zitten de meeste deelnemers zowel een deel van hun carrière aan de betalende kant als een deel van hun carrière aan de ontvangende kant. Bij de solidariteitsreserve zitten huidige deelnemers alleen aan de betalende kant. Ze kunnen in het gunstigste geval hun inleg terug krijgen. Meer zit er immers niet in de reserve. Veel waarschijnlijker is dat ze aan de solidariteitsreserve geld kwijt zullen raken.
We hebben dus een doorsneesystematiek waarbij mensen geld inleggen voor de opbouw van pensioenen van een andere generatie, terwijl ze zelf misschien niet in de positie van ontvangende generatie komen. En we hebben een collectieve solidariteitsreserve waarbij mensen geld inleggen voor de opbouw van pensioenen van een andere generatie, terwijl ze zelf zeker niet in de positie van ontvangende generatie komen. Als het eerste niet eerlijk is, is het tweede dat zeker niet.
Aan mevrouw Lanser: Is dit een zero sum game?
Voor de beantwoording van deze vraag introduceer ik enkele begrippen:
Actuarieel gelijkwaardig – Mensen zijn risicoavers. Wanneer ze kunnen kiezen uit twee opties met dezelfde verwachte uitkomst, maar een verschillend risico, zullen ze kiezen voor de optie met het kleinste risico. Maar als er tegenover het risico een passende beloning staat, kunnen ze alsnog kiezen voor de optie met het hogere risico. Ik noem twee constructies actuarieel gelijkwaardig als het verschil in verwachte opbrengst precies wordt verklaard door een passende beloning voor het verschil in risico.
Actuarieel efficiënter – constructie A is actuarieel efficiënter dan constructie B als de verwachte opbrengst van A hoger is dan de verwachte opbrengst van B plus of min een passende beloning voor het verschil in risico.
Actuarieel inefficiënter – het tegenovergestelde van actuarieel efficiënter.
Zo is constructie A actuarieel efficiënter dan constructie B als hij een hogere verwachte opbrengst heeft bij hetzelfde risico, maar ook als hij dezelfde verwachte opbrengst heeft bij een lager risico.
Uit de economische en wiskundige theorie volgt, dat er slechts twee manieren zijn om een constructie actuarieel efficiënter te maken. De eerste manier is gebruik maken van een informatievoorsprong in een imperfecte markt. Wie meer weet dan een ander heeft minder onzekerheid en daarmee een lager risico en is dus actuarieel efficiënter uit. Het is echter niet structureel mogelijk om een informatievoorsprong te hebben. Het is wel mogelijk om een structureel informatienadeel te hebben en dat is als men handelt op markten waarover men onvoldoende kennis bezit. Afgezien van de restrictie om alleen te handelen op markten waarvan men voldoende kennis heeft biedt dit dus geen mogelijkheid om structureel actuarieel efficiënter te zijn.
Dat ligt anders bij diversificatie, oftewel risicospreiding. Als risico’s beter gespreid worden zal namelijk het totale risico lager worden, maar de verwachte opbrengst zal hetzelfde blijven. Op dit principe is ook de formule voor het Vereist Eigen Vermogen gebaseerd. Als een fonds de risico’s beter spreidt kan met een lager Vereist Eigen Vermogen volstaan worden.
Met andere woorden: of overgang naar een nieuw stelsel actuarieel een zero sum game zal zijn hangt af van de vraag of je meer of minder diversificatie (risicospreiding) toepast.
Het huidige collectieve stelsel, vooral gebaseerd op defined benefit, kent diversificatie over de deelnemers en dat maakt het stelsel actuarieel efficiënter. Het huidige stelsel kent echter geen diversificatie over de tijd. Een pensioenfonds moet elke maand zijn dekkingsgraad berekenen en bij de berekeningen van risico’s, of het nu voor het Vereist Eigen Vermogen is of voor speciaal daarvoor ingerichte stresstests, wordt niet langer dan één jaar vooruit gekeken en telkens tussentijds afgerekend.
In het nieuwe stelsel wordt diversificatie over de tijd toegevoegd. Er wordt gesteld, dat jongeren meer risico kunnen lopen en dus kunnen beleggen in hoger renderende beleggingen. Het bijbehorende risico zal door diversificatie over de jaren sterk gereduceerd worden. Het niet meer jaarlijks tussentijds te hoeven afrekenen op gestelde normen maakt het pensioen dus actuarieel efficiënter.
Daar staat tegenover, dat het pensioen nu individueler wordt. De premie wordt toegerekend aan een individuele deelnemer en de toerekening van rendementen naar verschillende leeftijdscohorten zal actuarieel gelijkwaardig gebeuren. Dat betekent, dat diversificatie over deelnemers en over generaties hier expliciet is losgelaten. Door het loslaten van die diversificatie zorgt het persoonlijker maken van pensioen er ook voor dat pensioen actuarieel inefficiënter wordt.
Het nieuwe stelsel is dus enerzijds actuarieel efficiënter doordat er niet meer jaarlijks afgerekend hoeft te worden op een gestelde norm, maar anderzijds actuarieel inefficiënter door het persoonlijker worden van het pensioen. Wat dat per saldo zal betekenen is in zijn algemeenheid lastig te zeggen.
ROL (Risicobeheer Op Lange termijn) pensioenfondsen is een systeem, dat de diversificatie over deelnemers en generaties koppelt aan diversificatie over de tijd. Daardoor is het actuarieel efficiënter dan zowel het huidige stelsel als het pensioenakkoord. ROL heeft het voordeel van de hogere verwachte opbrengst van beleggen op lange termijn en combineert dat met de zekerheid van een gegarandeerd pensioen.
Vragen van de heer van der Linden (VVD)
Aan de heer Mensonides: Wat zijn de systeemrisico’s van omslag van de tweede pijler.
Bij omslag wordt uit de premie van huidige deelnemers het pensioen van huidige gepensioneerden gefinancierd. Voor dit systeem zijn er twee noodzakelijke voorwaarden: er moet voor huidige en toekomstige premiebetalers geen mogelijkheid zijn om zich aan premiebetaling te onttrekken en de continuïteit van de groep waarbinnen het systeem geldt moet voor decennia gegarandeerd zijn. En dan is er nog een derde, niet noodzakelijke maar wel zeer gewenste, voorwaarde. Dat is dat de verhouding tussen premiebetalers en uitkeringstrekkers stabiel is.
De tweede voorwaarde maakt duidelijk, dat dit alleen landelijk kan worden uitgerold. Dat betekent, dat bij invoering van een omslagstelsel de gehele pensioenindustrie van onafhankelijke pensioenfondsen ontmanteld zou worden. En dat betekent dan weer, dat een overgang naar een omslagstelsel een onomkeerbaar besluit zou zijn. En dat betekent, dat het besluit alleen verantwoord genomen kan worden als er de komende decennia op vertrouwd mag worden dat aan de derde voorwaarde voldaan zal zijn.
We hebben de afgelopen jaren gezien, dat de verhouding tussen het aantal mensen dat AOW geniet en het aantal mensen dat ervoor betaalt bepaald niet stabiel is. Die constatering heeft geleid tot een stevige discussie over de betaalbaarheid van de AOW en dientengevolge over de AOW-leeftijd. Bij overgang van het tweede pijler pensioen naar een omslagstelsel gaat dit probleem nog meer knellen, omdat dezelfde discussie dan over relevant grotere bedragen zal gaan.
Aan mevrouw Maat: Zijn er fusies nodig om dit waar te maken?
De huidige regelgeving heeft voor dermate administratieve lasten gezorgd, dat veel fondsen het bijltje erbij hebben neergegooid en zijn geliquideerd. Ook het nieuwe stelsel vraagt het nodige aan administratieve inspanningen en het wordt met elke opmerking die erover gemaakt wordt weer complexer gemaakt. Het is nog niet duidelijk waar dit eindigt, maar het is goed mogelijk dat de complexiteit van het nieuwe stelsel nieuwe fusies zal afdwingen.
Onder ROL pensioenfondsen kan het veel eenvoudiger worden. Pensioenaanspraken zijn heel eenvoudig uit salaris en diensttijd af te leiden, jaarlijks verhoogd met voor iedereen hetzelfde indexatiepercentage. Eén berekening per jaar volstaat. Hetzelfde geldt voor het opmaken van een balans. Omdat ROL gericht is op de lange termijn volstaat ook éénmaal een balans per jaar. En ook het beleggingsbeleid kan desgewenst sterk vereenvoudigd worden. Gericht op lange termijn kan een bestuur kiezen voor een koop-en-houd-strategie, waarbij de portefeuille éénmaal per jaar wordt doorgelicht en tussentijds met rust wordt gelaten.
Op deze manier wordt het weer mogelijk een pensioenfonds te besturen volgens een sterk vereenvoudigd bedrijfsmodel. En dat geeft levensvatbaarheid terug aan kleine ondernemingspensioenfondsen met het fondsbestuur aan het eind van de gang en de deelnemersvergadering in de kantine.
Vragen van mevrouw van Brenk (50 Plus)
Aan de heren Boeijen en Werker: wat zijn de kosten van het nieuwe stelsel en de overgang daarnaartoe?
De vraag wat de kosten zijn is bij de huidige stand van uitwerking nog niet te beantwoorden en juist daarom zo belangrijk. Want we zien bij dit pensioenakkoord hetzelfde proces weer op gang komen als bij het oude stelsel. Vanuit bepaalde principiële uitgangspunten wordt een nieuw zeer eenvoudig stelsel neergezet. Maar aan de basale opzet kleven bepaalde nadelen en die worden opgelost door aanvullingen op de eerste opzet. Daar kleven ook weer nadelen aan en ook die leiden weer tot aanvullingen. Zo wordt het stelsel steeds complexer en daarmee inefficiënter.
We krijgen een contract met geïndividualiseerde beleggingen, gebaseerd op een risicoprofiel dat afhangt van zowel de leeftijd als van individuele keuzes. Dat moet allemaal per deelnemer worden bijgehouden. Als de markt wat volatiel is, luistert het moment van aan- of verkoop van beleggingen nogal nauw; er moet dus een korte lijn zijn tussen de premiebetaling, de uitkering en de beleggingsafdeling.
Of we krijgen een contract met collectieve beleggingen, maar met een leeftijdsafhankelijke toedeling van rendementen. Er is een beschermingsrendement, dat voor elke leeftijd anders is en per cohort een andere factor meekrijgt. En dan is er een over- (of onder-) rendement dat per cohort wordt toegerekend. En dan is er nog het sterfteresultaat dat wordt beïnvloed door het wel of niet tijdig verwerken van bijvoorbeeld ingaande nabestaandenpensioenen.
Na het Quinto onderzoek uit 2010 en het 50 Plus onderzoek uit 2020 is duidelijk, dat een pensioenadministratie over vele decennia redelijk foutgevoelig is. Fouten uit die onderzoeken konden nog hersteld worden ten laste van de dekkingsgraad. Maar in het nieuwe stelsel is die marge er niet meer en zullen reparaties van fouten leiden tot een correctie van de pensioenvermogens voor de overige deelnemers.
Dat betekent, dat de foutentolerantie in het nieuwe stelsel veel kleiner zal zijn dan in het oude stelsel. Dat betekent, dat er ook hogere eisen gesteld zullen worden aan de kwaliteit van de pensioenadministratie. En dat heeft natuurlijk zijn weerslag op het kostenplaatje.
Die complexiteit speelt niet bij ROL Pensioenfondsen. Bij ROL Pensioenfondsen is namelijk sprake van een eenvoudig gedefinieerde pensioenaanspraak, onafhankelijk van detailontwikkelingen op het gebied van beleggingen. ROL is ook een systeem, dat gericht is op de lange termijn. Als een premiebetaling met een of twee dagen of zelfs weken vertraging geboekt en verwerkt wordt, heeft dat geen gevolg voor het pensioen van een deelnemer en nauwelijks op de beheersbaarheid van het fonds.
Ook de beleggingen van fondsen onder de ROL zijn gericht op de lange termijn. Dat betekent, dat een fonds de mogelijkheid heeft om in plaats van op dagbasis de beleggingen op jaarbasis uit te voeren.
Dit alles betekent, dat een fonds onder de ROL met veel minder transacties en dientengevolge ook met minder gespecialiseerde beleggingskennis toe kan. Er is meer rust en gelegenheid om eventuele achterstanden of fouten in de administratie op te lossen. De gevolgen voor de kostenstructuur laten zich raden.
Aan de heer Mensonides: Waarom is Life cycle rampzalig?
Life cycle is een prima instrument voor een individu die naar een bepaald doelkapitaal toe spaart. Voor een hypotheekverzekering kan dit prima werken. Er wordt dan optimaal gebruik gemaakt van de eerder genoemde diversificatie over de tijd. Zo lang er nog veel jaren te gaan zijn kan het risico over veel jaren gespreid worden en kan veel risico dus in die spreiding weggewerkt worden. Naarmate de einddatum nadert zijn er minder jaren waarover men het risico “weg kan spreiden”. Daarom neemt men zijn toevlucht dan tot beleggingen die in zichzelf minder risico hebben. Op deze manier heeft men een optimaal risico-rendement profiel.
In het pensioenakkoord wordt life cycle op dezelfde manier toegepast. De fout die hierbij gemaakt wordt is, dat het impliciet uitgaat van de veronderstelling, dat er wordt toe-gespaard naar een pensioenkapitaal. Maar in werkelijkheid houdt een pensioenregeling niet op bij de pensioendatum. Ook na de pensioendatum gaat een pensioenregeling door, dan in de uitkeringsfase. Dat kan over tientallen jaren gaan. En ook in die fase is het van belang wat er met het pensioen gebeurt.
Life cycle zet in de laatste fase van een constructie op het laag houden van het risico. Daarbij wordt dezelfde fout gemaakt die in het FTK is gemaakt en een van de oorzaken is van de grote kritiek op het bestaande stelsel: risico wordt gedefinieerd als nominaal risico (risico in euro’s) en niet in reëel risico (risico in koopkracht). Dat betekent, dat life cycle in de uitkeringsfase gericht is op een zo groot mogelijke zekerheid van het pensioen in euro’s en dat het wel of geen koopkrachtbehoud aan het toeval overlaat.
Maar in de wereld van beleggingen wordt het geld verdiend met risico nemen. Doordat in de uitkeringsfase weinig risico wordt gelopen wordt er ook weinig geld verdiend.
Hierdoor betekent life cycle het definitieve afscheid van volledige indexatie voor gepensioneerden.
Vragen van de heer Mulder (PVV)
Aan de heren Boeijen en Werker: Hoe verandert het pensioen van het oude naar het nieuwe contract?
Het pensioen verandert sterk van karakter. Het gaat van een zeker pensioen naar een onzeker pensioen. Daarbij zijn er wel berekeningen gemaakt wat de consequenties zijn van bepaalde veranderingen, maar die uitkomsten zijn afhankelijk van veronderstellingen. Niet altijd is duidelijk wat die veronderstellingen zijn en hoe het uitwerkt als niet aan de veronderstellingen wordt voldaan. Verder wordt aan huidige deelnemers gevraagd om een deel van hun pensioen af te staan aan de collectieve solidariteitsreserve, die immers nog gevormd moet worden. Dan is er nog de afschaffing van de doorsneesystematiek die voor veel deelnemers een pensioengat zal opleveren. Compensatie daarvan is toegezegd, maar het is onduidelijk hoe die compensatie gefinancierd moet worden.
Kortom, ook het beste antwoord dat op deze vraag gegeven kan worden laat nog steeds veel onduidelijkheid over.
Onder ROL Pensioenfondsen is de overgang daarentegen heel overzichtelijk. Het pensioen dat deelnemers nu toegezegd is blijft ongewijzigd. Door een innovatieve benadering van risico’s wordt de wankele zekerheid omgezet in echte zekerheid. Bovendien werkt ROL met impliciete buffers. Dat wil zeggen, dat er een buffer is die eerst wordt gebruikt om het pensioen te beschermen tegen klappen (bijvoorbeeld) op de beurs en daarna – als de klap niet is gekomen – kan worden omgezet in indexatie.
Aan de heer Heuvelman: “Het moet duidelijk zijn wat een deelnemer krijgt”. Maar dat is toch juist wat in dit nieuwe stelsel niet duidelijk is?
Het wordt in het nieuwe stelsel inderdaad minder duidelijk wat een deelnemer krijgt. Zelfs gepensioneerden weten niet of ze het inkomen dat ze nu hebben volgend jaar opnieuw zullen hebben. De mogelijkheid dat pensioenen gekort kunnen worden is immers een wezenlijk onderdeel van het nieuwe stelsel.
Als de heer Heuvelman aangeeft, dat het duidelijk moet zijn wat de deelnemer krijgt kan dat binnen het nieuwe stelsel dus niet letterlijk genomen worden. Dat gaat immers in tegen de essentie van het nieuwe stelsel. Zo’n uitspraak kan alleen gelezen worden als: het nieuwe stelsel is een verslechtering op dit punt en we moeten proberen met aanvullende maatregelen deze verslechtering zo veel mogelijk te repareren.
Aan de heer Kroes: Is een toezegging die moet worden nagekomen niet juist wenselijk?
Bij een pensioentoezegging zijn verschillende partijen betrokken, zoals de werkgever, de deelnemer, de pensioenuitvoerder (meestal het pensioenfonds) en De Nederlandsche Bank. De eerste drie zijn direct betrokken en De Nederlandsche bank is indirect betrokken, omdat zij belast is met de taak om als prudentieel toezichthouder toezeggingen te borgen. Van laatstgenoemde partij was de heer Kroes de vertegenwoordiger. Als er tussen verschillende partijen één partij is die een toezegging krijgt is er een andere partij die de toezegging moet waarmaken.
Natuurlijk is het voor de deelnemer wenselijk als hij een toezegging krijgt die moet worden nagekomen. Hij heeft daarmee helder waar hij aan toe is en kan als het nodig is zijn recht doen gelden.
Maar als een deelnemer een harde toezegging krijgt, zal er een andere partij zijn die deze toezegging waar moet maken. In dit geval is dat het pensioenfonds, maar er is ook een speciale rol voor De Nederlandsche Bank die daarop prudentieel toezicht houdt. Prudentieel toezicht betekent, dat het de taak van De Nederlandsche Bank is om te borgen dat die toezegging wordt nagekomen. Ook de actuaris en de accountant hebben een deelverantwoordelijkheid die gelieerd is aan het nakomen van de harde toezegging.
De laatste jaren is het nakomen van de toezegging een harde dobber gebleken. Het is zelfs niet in alle gevallen gelukt: er hebben zich de laatste jaren toch kortingen voorgedaan. Of hier sprake is van verwijtbaar tekort schieten, van overmacht, of zelfs van moeten werken binnen een regelgeving die weliswaar bedoeld is om het nakomen van de toezegging te ondersteunen, maar deze in werkelijkheid belemmert, wil ik in het midden laten.
Feit is, dat de desbetreffende fondsen, alsmede het toezicht daarop, een verantwoordelijkheid hadden en die verantwoordelijkheid niet (altijd) hebben kunnen waarmaken. Dat is natuurlijk een pijnlijke constatering, niet in de laatste plaats voor de tekortschietende partijen zelf.
Het verlaten van de harde toezegging betekent vanzelfsprekend een verlichting van de taken en verantwoordelijkheid van de partijen die de huidige harde toezeggingen niet of met veel moeite hebben kunnen waarmaken. Hoe minder je belooft, hoe makkelijker het immers is om je beloftes na te komen. En zeker voor De Nederlandsche Bank wordt de taak eenvoudiger. Zij is prudentieel toezichthouder; dat betekent, dat het haar taak is om te borgen dat toezeggingen worden nagekomen. Als er geen toezeggingen meer zijn is die taak natuurlijk een stuk eenvoudiger geworden.
Het is niet verwonderlijk, dat deze partijen nu opgelucht reageren op deze verlichting.
Kortom: voor de deelnemer is een toezegging die moet worden nagekomen wenselijk; voor partijen die de garantie moeten waarmaken of borgen is het loslaten ervan juist een taakverlichting.
Vragen van de heer Van Kent (SP)
Aan de heren Werker en Boeijen: Is het mogelijk om de marktrente een kleinere rol te laten spelen?
Onder de ROL Pensioenfondsen speelt de marktrente nog een marginale rol. De rekenrente onder de ROL is afgestemd op de beleggingen die tegenover de verplichtingen staan. Als dat vastrentende waarden zijn, dan is de rekenrente afgeleid van de couponrente op de feitelijke beleggingen. Als dat zakelijke waarde zijn, dan is de rekenrente een prudente inschatting van de toekomstige opbrengsten van de desbetreffende beleggingen.
Daarmee is de invloed van de marktrente op de pensioenen gemarginaliseerd.
Aan mevrouw Lanser & de heer Heuvelman: Wat is het risico, dat het draagvlak voor het stelsel door toenemende complexiteit afneemt?
We zien nu opnieuw gebeuren wat er bij het FTK ook is gebeurd. Er is een stelsel, dat eenvoudig uit heldere principes is opgebouwd. Maar daar zitten onaangename gevolgen aan vast. Om die gevolgen het hoofd te bieden worden er correctiemaatregelen doorgevoerd. Ook daar zitten weer nadelen aan en ook die worden met extra aanvullingen gerepareerd. Bij al die aanvullingen wordt de onderlinge consistentie onvoldoende in de gaten gehouden. We hebben dat eerder gezien bij het FTK (https://www.kps.nl/media/kps-wg-nftk-notitie-evaluatie-nftk–feb–2019–3837.pdf) en dezelfde onsamenhangende manier van regels stapelen speelt zich nu ook weer af.
Omdat dezelfde fout weer wordt gemaakt, valt te verwachten dat vergelijkbare ongelukken zich vroeg of laat zullen manifesteren. Het valt te verwachten, dat het draagvlak voor het stelsel dan opnieuw onder druk zal komen te staan. Sterker, gezien de hoge verwachtingen die er over dit stelsel gelden is niet uitgesloten dat de vertrouwensbreuk bij een nieuwe teleurstelling groter zal zijn dan nu al het geval is.
ROL Pensioenfondsen is niet ontstaan door het stapelen van regels, maar juist door terug te gaan naar de meest basale versie van het FTK. Dat was gebouwd op een helder idee, maar miste de focus op de lange termijn. ROL Pensioenfondsen heeft aan die versie de focus op lange termijn toegevoegd en is vandaaruit innovatief en consistent verder gaan bouwen.
Het resultaat is een eenvoudig en consistent systeem dat de verwachtingen en beloftes waar kan maken. Daardoor zal ROL in staat zijn het vertrouwen in het stelsel te herstellen.
Aan de heer van Reijn: Hoe kunnen we zorgen, dat ook tot 2026 de pensioenen geborgd en wellicht geïndexeerd kunnen worden?
Tot 2026 zal het huidige stelsel van kracht zijn, dat gebaseerd is op de huidige lage rente, met ook nog eens een dalende UFR (rekenrente voor de langjarige verplichtingen) als gevolg van de commissie Dijsselbloem . Om de pensioenen te borgen onder het huidige stelsel zal gehoopt moeten worden op een rentestijging. Er is geen reden om te verwachten dat die hoop in vervulling zal gaan. Evenmin dat dit niet het geval zal zijn, overigens. Het is zuiver hopen zonder te weten. En als de rentestijging uitblijft, dan zal de minister keer op keer moeten ingrijpen.
ROL Pensioenfondsen kan wel de pensioenen borgen en met grote kans indexeren. ROL Pensioenfondsen kan op 1 januari 2022 operationeel zijn.
Vragen van de heer Van Dijk (PvdA)
Aan de heer Mensonides: Hoe moet het wel?
Op dit moment hebben we een stelsel van pensioentoezeggingen die niet (altijd) worden waargemaakt. Dat legt een zware hypotheek op het vertrouwen in het stelsel.
Om het vertrouwen te herstellen wordt nu gekozen voor wat ik een kleine-lettertjes-aanpak noem.
In plaats van beloftes te doen die niet (helemaal) worden waargemaakt, wordt er nu gekozen om maar helemaal geen beloftes meer te doen. Als een deelnemer nu niet krijgt wat hij verwacht, ligt het aan zijn verwachting en kan hij niemand daarop aanspreken. Er is immers niets beloofd.
Als een pensioen gaat van € 1.000,= naar € 1.000,05, dan wordt dat een verhoging van het pensioen genoemd. Verder heb ik mensen gehoord die zeiden, dat in het nieuwe stelsel pensioenen niet meer gekort worden, maar “meebewegen naar beneden”.
Juridisch is daar allemaal geen speld tussen te krijgen. Maar het is de vraag of een dergelijk juridisch en taalkundig steekspel echt het vertrouwen gaat herstellen.
Ik ben van mening, dat het vertrouwen pas echt hersteld kan worden als men lef durft te tonen. Als men harde beloftes durft te doen en die vanzelfsprekend vervolgens wel waarmaakt. ROL Pensioenfondsen is een instrument om dat te realiseren.
Aan de heer Kool: Wat is er complex aan het stelsel?
Voor het beantwoorden van deze vraag ga ik uit van een professioneel bestuur, dat een risicomanagement van de hoogste kwaliteit heeft en zorgvuldig de risico’s heeft gedifferentieerd naar leeftijdscohorten. Bovendien kiest het fonds voor maximale transparantie.
Bij zo’n fonds kan een beschermingsrendement van toepassing zijn. Dat beschermingsrendement kan negatief zijn. Dan moet het fonds dus communiceren, dat door toepassing van het beschermingsrendement het pensioenvermogen gedaald is. Verder is er het overrendement, gebaseerd op de werkelijk behaalde rendementen, gecorrigeerd voor het al doorgevoerde beschermingsrendement. Dit alles resulteert in een verwacht pensioen, wat dan weer gebaseerd is op het prognoserendement, dat ook gewijzigd kan zijn. Een deelnemer krijgt zo dus vier grootheden gecommuniceerd over zijn pensioen. Daar blijft het mogelijk niet bij. Het is ook nog mogelijk om resultaten te spreiden over vijf of tien jaar. Of over te dragen naar of van de collectieve solidariteitsreserve.
Daarbij is het zeker niet zo, dat de vier grootheden hetzelfde verhaal vertellen. Evenmin is het zeker dat elke generatie hetzelfde verhaal voorgeschoteld krijgt. Het is goed mogelijk om realistische constructies te verzinnen, waarbij bijvoorbeeld de beleggingen het goed hebben gedaan, maar de ingegane pensioenen verlaagd worden. of omgekeerd. Of waar de ingegane pensioenen verlaagd worden terwijl de verwachte pensioenen van jongeren juist verhoogd worden.
Ik benadruk, dat dit gaat om het beste jongetje van de klas op het gebied van zorgvuldig risicomanagement in het belang van de deelnemer, evenwichtige belangenafweging en optimale transparantie. Maar juist bij die professionele fondsen kan het gebeuren, dat er a posteriori resultaten waargenomen worden, die communicatief nauwelijks uit te leggen zijn.
Vragen van de heer Omtzigt (CDA)
Aan de heren Werker en Boeijen: Hoe om te gaan als fondsen besluiten niet over te stappen?
Vanuit rechtszekerheid in een rechtsstaat is dit een zeer belangrijke vraag. Deelnemers hebben nu toegezegde rechten. Een verplichting om die in te varen zou neer komen op onteigening. Onteigening is een belangrijke inbreuk op rechten van burgers in een rechtsstaat. Er moet dus een optie zijn om niet over te stappen, in elk geval voor de tot nu toe opgebouwde rechten.
Als een fonds of een deelnemer besluit om niet over te stappen, dan blijven de rechten dus achter in het oude stelsel. Er moet echter gevreesd worden, dat er onvoldoende aandacht zal zijn voor adequaat onderhoud van het oude stelsel. En dat betekent een vergroot risico op ongelukken.
ROL Pensioenfondsen kan hiervoor een oplossing zijn. Een derde contract naast de twee contracten die er zijn. Het derde contract is dan gelijk aan het huidige contract, maar dan met veel betere waarborgen.
Aan de heer van Oosterum en mevrouw Maat: Hoe kunnen we zorgen voor een goed nabestaandenpensioen (nu soms opbouw, soms risico) bij veranderen van werkgever?
Het verzorgen van een nabestaandenpensioen op maat wordt steeds moeilijker, gezien de steeds toenemende diversiteit in samenlevingsvormen, met en zonder kinderen. En overgaan naar een andere werkgever kan dit nog verder compliceren.
Hiervoor kan overhevelen van het nabestaandenpensioen naar de derde pijler een oplossing zijn. Vanzelfsprekend moet dat met de nodige zorgvuldigheid gebeuren. Daarbij kan men denken aan een adviesbudget vanuit het pensioenfonds om zich bijvoorbeeld eenmaal in de vijf jaar en bij levensgebeurtenissen te laten adviseren.
Op deze manier is het mogelijk om voor iedereen een nabestaandenpensioen op maat te hebben, afgestemd op de individuele omstandigheden en behoeften.
Vragen van de heer Smeulders (Groen Links)
Aan de heer Brouwer: Wat zijn de gevolgen van het pensioenakkoord voor jongeren?
Voor jongeren zijn er twee zaken die in het oog springen.
Om te beginnen is er natuurlijk de overgang van de doorsneesystematiek naar degressieve opbouw. Daarmee komt een zwaarder deel van de pensioenopbouw te liggen op jonge leeftijd. Jongeren die meedoen aan pensioenregelingen zullen al sneller een pensioen opbouwen. Jongeren die (nog) niet meedoen zullen sneller een pensioengat oplopen, dat ook sneller problematisch wordt.
Dit heeft tot gevolg, dat pensioenbewustzijn belangrijker wordt op een leeftijd waarin pensioen in aandacht moet concurreren met de eerste stappen in de liefde, op de arbeidsmarkt, op de woningmarkt en in het ouderschap etc.
Een tweede effect voor jongeren van het nieuwe stelsel is dat zij zullen beleggen in beleggingen met een hoger risico-rendement-profiel. Dat betekent, dat zij in realistische scenario’s en zeker in de meest gunstige scenario’s een hoger rendement zullen hebben dan in de huidige situatie. Het is dan verre van ondenkbaar, dat dit hogere rendement in gunstige scenario’s zal leiden tot een vervangingsratio van ruim boven 100%.
Dit bovenmatig pensioen is vanzelfsprekend niet beoogd. Daarom roomt ROL Pensioenfondsen het bovenmatige deel van het pensioen van zo’n gelukgeneratie af om te gebruiken voor meer zekerheid en indexatie van een pechgeneratie.
Woordenlijst
Actieve deelnemer
Actuariële premie
AOW
AOW leeftijd
Begrotingsperspectief
Beschermingsrendement
Casino pensioen
Collectief pensioen
Compensatie
DB pensioen
DC pensioen
Degressieve opbouw
Dekkingsgraad
Doorsneepremie / doorsneesystematiek
Flexibel contract
Financieel ToetsingsKader
FTK
Fictief
Franchise
Indexatie
Inkoop pensioen
Kapitaaldekking
Korten pensioenen
Koopkrachtig Solidair Pensioen
Langlevenrisico
Life Cycle Beleggen
Leenrestrictie
Nabestaandenpensioen
Malieveld
Nominale aanpraak
Nominale aanpraak
Omslagfinanciering
Opbouwbasis
Overrendement
Pech- en gelukgeneraties
Pensioenpijlers
PPI
Pech- en gelukgeneraties
Premiedekkingsgraad
Premieregeling
Projectierendement
Rekenrente
Rekenrente – oude wetgeving
Rekenrente - Alternatieve ideeën
Rekenrente - ROL Pensioenfondsen
ROL Pensioenfondsen
Restitutie
Risicobasis
Risicovrije rente
Solidair contract
Solidariteit
Solidariteitsreserve
Stichting ROL Pensioenfondsen
Vervangingsratio
Waardeoverdracht
Waarderingsperspectief
WTP
ROL is een innovatieve manier van pensioen-rekenen. Waar de politieke discussie gaat over òf-òf-vragen, realiseert de ROL èn-èn.
- Èn nominale zekerheid (geen kortingen van pensioenen meer);
- Èn snellere indexatie voor ouderen (aanpassen van pensioen aan gestegen prijzen), sneller nog dan het pensioenakkoord;
- Èn pensioenzekerheid voor jongeren;
- Èn grote kans op een volledig geïndexeerd pensioen voor jongeren;
- Èn stabiele premies op ongeveer het huidige niveau.
Dit is niet te mooi om waar te zijn. Dit is slimmer rekenen. Actuaris Arno Eijgenraam kan politieke discussies overbodig maken door al deze doelstellingen tegelijk te realiseren.