zaterdag 10 september 2022 | Archief

Geen overhaaste beslissingen inzake de Wet Toekomst Pensioenen

Geen overhaaste beslissingen inzake de Wet Toekomst Pensioenen

Door drs. A.C. Eijgenraam AAG

19 augustus 2022

In deze notitie zal ik uiteenzetten waarom het uiterst onverstandig zou zijn om overhaaste beslissingen te nemen inzake de Wet Toekomst Pensioenen. In het kort komt het op het volgende neer.

  1. Koopkrachtbehoud
    De Wet Toekomst Pensioenen zal koopkrachtbehoud voor gepensioneerden definitief uitsluiten.
  2. Kosten en risico’s
    Door de Wet Toekomst Pensioenen en de aankondiging daarvan zullen de uitvoeringskosten van pensioenen stijgen en de risico’s toenemen.
  3. Timing
    De timing van de overgang had niet slechter gekund.
  4. Arbeidsmarkt
    De overgang naar het nieuwe stelsel verhoudt zich heel slecht tot de huidige arbeidsmarkt.
  5. Baat het niet, dan schaadt het enorm
    De Wet Toekomst Pensioenen is te duur om te proberen.
  6. Alternatief: ROL Pensioenfondsen
    Er is een alternatief in de maak, dat betere uitkomsten zal kennen, stabiel zal zijn, goedkoper is in de uitvoering en sneller volledig operationeel kan zijn: ROL Pensioenfondsen.

Hieronder werk ik de genoemde punten nader uit.

  1. Koopkrachtbehoud

De Wet Toekomst Pensioenen zal koopkrachtbehoud voor gepensioneerden definitief uitsluiten.

Op 1 juli 2022 heeft minister Carola Schouten de Tweede Kamer geïnformeerd, dat koopkrachtbehoud voor gepensioneerden onder de Wet Toekomst Pensioenen haalbaar zou zijn. Echter, in het onderzoek https://www.confidentbv.nl/pensioenakkoord/koopkrachtbehoud-onderzoek/ maakt Henk Bets van Confident BV duidelijk, dat de nota van de minister gebaseerd is op een rekenfout.

Wat Bets hiermee aantoont is dat uitgaande van de veronderstellingen van de minister koopkrachtbehoud voor gepensioneerden al niet of nauwelijks haalbaar is. Maar ook op die veronderstellingen is nog wel het een en ander af te dingen.

De minister gaat in haar nota uit van 30%, 40% of 50%  beleggen in zakelijke waarden voor gepensioneerden. Dat betekent, dat het inkomen van gepensioneerden voor 30%, 40% of 50%  afhankelijk is van het rendement op aandelen.

In 2008 is de AEX (de graadmeter voor aandelenkoersen) gedaald met 52%. Blootstellen van ingegane pensioenen aan het risico dat de minister voorstaat betekent dat een herhaling van 2008 een pensioenverlies zou opleveren van 30%, 40% of 50% van 52%, oftewel 16%, 21% of 26% van het pensioenkapitaal. Het gaat hier om het inkomen van mensen die gewend zijn aan een vast inkomen dat bij dergelijke beursontwikkelingen forse deuken zal oplopen.

En 2008 is niet eens het worst case scenario. Aan het begin van deze eeuw hadden we de dotcomcrisis die een paar jaar duurde. Op 4 september 2000 stond de AEX op 701. Tweeëneenhalf jaar later, op 12 maart 2003 was die gedaald tot 218. Dat is een daling van 69%.

Hiertegenover staan uiteraard ook jaren met forse winsten om uiteindelijk tot het gemiddelde te komen waar de commissie parameters is uitgekomen en dat in de berekeningen gebruikt is. Maar veel fondsen en hun deelnemers zullen het onverantwoord vinden om het inkomen van gepensioneerden aan dergelijke schokken bloot te stellen. Daarom zullen zij voor gepensioneerden kiezen voor een voorzichtiger beleggingsprofiel.

Natuurlijk kunnen die klappen in het pensioenkapitaal gespreid worden over meer jaren, zodat er niet één grote korting is, maar deelnemers wel jarenlang geconfronteerd blijven met deze verliezen.

Het is te verwachten, dat fondsen en hun deelnemers de pensioenen niet aan dergelijke risico’s zullen blootstellen. Zij zullen dus kiezen voor een voorzichtiger beleggingsbeleid, dat echter in goede tijden ook minder zal renderen.

Dat betekent, dat het meest pessimistische scenario uit de analyse van de minister (gebaseerd op 30% aandelen) in werkelijkheid nog te optimistisch is.

In deze analyse is bovendien nog geen rekening gehouden met geld dat weglekt naar de solidariteitsreserve, de compensatiereserve, het Vereist Eigen Vermogen en eventuele andere te vormen potjes.

De Wet Toekomst Pensioenen is dus niet in staat om een jaarlijkse inflatie van 2% bij te benen. Natuurlijk geldt dezelfde conclusie ook voor een hogere inflatie. En dat betekent, dat inhaalindexatie om het koopkrachtverlies van de afgelopen jaren goed te maken zeker niet haalbaar is.

Conclusie:

De minister heeft de Kamer onjuist geïnformeerd toen zij schreef, dat koopkrachtbehoud voor gepensioneerden haalbaar is. De Wet Toekomst Pensioenen betekent juist het definitieve einde van uitzicht op koopkrachtbehoud.

  • Kosten en risico’s

Door de Wet Toekomst Pensioenen en de aankondiging daarvan zullen de uitvoeringskosten van pensioenen stijgen en de risico’s toenemen.

Het administreren van pensioenrechten is een complexer geheel dan het administreren van de gemiddelde andere financiële producten. Er moet rekening gehouden worden met de aanspraak zelf, deeltijdpercentages en de daarvan afhankelijke franchise, in- en uitdiensttreding, huwelijken en echtscheidingen, waardeoverdrachten en nog veel meer. En bij wijzigingen van reglementen (al dan niet door wetswijziging) gelden vaak overgangsregels, zodat binnen één administratie verschillende regelingen door elkaar kunnen lopen, soms zelfs bij dezelfde deelnemers. Niet voor niets is het goed administreren van pensioenen een forse uitdaging voor de bedrijven die zich daarmee bezighouden.

Maar de huidige pensioenadministraties zijn nog eenvoudig, vergeleken bij wat de Wet Toekomst Pensioenen gaat brengen. Er is een inleg en die wordt in het solidaire contract vermeerderd met een beschermingsrendement. Dat beschermingsrendement kan per leeftijdscohort weer anders ingevuld worden. Het totaal van alle beschermingsrendementen moet worden uitgerekend en afgetrokken van het totale beleggingsrendement. Dat wordt vervolgens leeftijdsafhankelijk aan de verschillende deelnemers toegedeeld. Die berekening moet dan ook nog worden gecorrigeerd voor onttrekkingen aan of stortingen in de solidariteitsreserve en de compensatiereserve. Dan is er nog het sterfteresultaat, dat leeftijdsafhankelijk wordt toegedeeld aan de deelnemers, ook weer gesplitst in beschermingsrendement en overrendement.

En waar de pensioenaanspraak van een bepaalde deelnemer in het huidige stelsel op zichzelf staat, is die in het nieuwe stelsel mede afhankelijk van het complex van deelnemers van het hele fonds. Er worden immers beleggings- en sterfteresultaten verdeeld over deelnemers op basis van bepaalde kenmerken.

Het moge duidelijk zijn, dat aan die complexiteit een prijskaartje hangt. En dat prijskaartje gaat niet alleen over geld. Het gaat ook over risico’s. want hoe complexer een berekening is, hoe groter de kans op fouten. Verschillende onderzoeken van de laatste jaren hebben laten zien, dat de huidige pensioenadministraties al niet foutloos werken. Dat is geen verwijt; in een administratie over tientallen jaren is dat onvermijdelijk. De kans op fouten zal dus toenemen in een stelsel onder de Wet Toekomst Pensioenen.

Daarbij komt nog het proces van invaren. Daarbij wordt een groot bedrag verdeeld en voor die verdeling gelden weer andere regels dan zowel het huidige stelsel als het nieuwe stelsel de uiteindelijke situatie. Dit maakt het hele traject nog weer complexer. Voeg daar nog bij, dat het allemaal nieuw is; niemand heeft ervaring met het nieuwe stelsel. Dat betekent nieuw te ontwikkelen systemen met de bijbehorende kinderziektes.

Dat dit geen bespiegelingen in de marge zijn, bewijst onder andere https://www.sprenkelsenverschuren.nl/wp-content/uploads/SV-Reflector-september-2021-Transitie-pensioenuitvoering.pdf .

Conclusie:

Zowel de overgang naar als het werken in het nieuwe stelsel zal gepaard gaan met zeer hoge kosten. Maar ook met die hogere kosten blijft het risico op fouten fors.

  • Timing

De timing van de overgang had niet slechter gekund.

Als de rente daalt, dan zullen de koersen van vastrentende waarden, zoals obligaties stijgen. Immers, als de marktrente 1% is en een bepaalde obligatie heeft een couponrente van 4%, dan zal deze zeer in trek zijn, waardoor de prijs zal stijgen. Bij een stijgende rente geldt natuurlijk het omgekeerde.

Sinds de invoering van het FTK is de rente fors gedaald. Pensioenfondsen hebben daarmee flinke winsten gemaakt op hun portefeuille vastrentende waarden. Maar omdat de rekenrente voor pensioenen direct samenhangt met de marktrente is ook de voorziening voor pensioenverplichtingen fors gestegen, waardoor fondsen een groot verlies hebben geleden. Daarbij zijn de verliezen steeds groter geweest dan de winsten, met als gevolg de gedaalde dekkingsgraden.

Hierbij moet in ogenschouw genomen worden, dat de winsten op de obligaties reële winsten zijn, terwijl de verliezen op de pensioenverplichtingen boekhoudkundige verliezen zijn.

Onder het nieuwe stelsel zullen de boekhoudkundige verliezen niet meer relevant zijn. Van de effecten van de dalende rente zal juist de stijging van de obligatiekoersen effect hebben.

Maar juist nu lijkt de bodem van de rentekoers bereikt. De rente stijgt weer in vrij fors tempo, met als gevolg dat de voorziening voor pensioenverplichtingen afneemt en de dekkingsgraad stijgt. Daardoor kunnen fondsen onder het FTK regime weer gaan indexeren.

Echter, onder de WTP zou het positieve effect van de dalende voorziening pensioenverplichtingen wegvallen en zou het negatieve effect van de dalende obligatiekoersen blijven. Het is zeker niet ondenkbaar, dat de fondsen die onder FTK regime in 2022 kunnen indexeren onder WTP regime in 2022 juist zouden moeten korten.

Conclusie:

Onder het FTK is het gunstig als de rente stijgt en ongunstig als die daalt. Onder de WTP is het gunstig als de rente daalt en ongunstig als die stijgt. Om dan de overgang te plannen op het moment dat de rente op haar dieptepunt zit is als de timing om de verwarming aan te zetten in de zomer en de ventilator in de winter.

  • Arbeidsmarkt

De overgang naar het nieuwe stelsel verhoudt zich heel slecht tot de huidige arbeidsmarkt.

Een van de argumenten voor invoering van het stelsel is, dat het huidige stelsel niet meer zou aansluiten bij de huidige (volatiele) arbeidsmarkt. Het tegendeel is echter waar. Het is juist de Wet Toekomst Pensioenen die niet aansluit bij de huidige (volatiele) arbeidsmarkt.

Op dit moment betaalt iedereen in relatie tot zijn salaris dezelfde premie voor hetzelfde pensioen. Pensioen wordt ook evenredig opgebouwd. Als iemand later instapt of eerder uitstapt, dan krijgt hij een evenredig deel van zijn pensioen. En als iemand bij de ene werkgever uitstapt om bij de ander in te stappen, dan kan hij zijn pensioen overdragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. In de huidige situatie levert veranderen van baan dus geen enkel probleem op met betrekking tot het pensioen.

Hoe zit dat in het nieuwe stelsel? Dan wordt er overgegaan tot degressieve opbouw. Hoe ouder iemand is, hoe minder pensioen hij opbouwt ten opzichte van zijn salaris. Hierbij zij aangetekend, dat pensioenopbouw in de klassieke betekenis natuurlijk niet meer plaatsvindt. Wat er feitelijk gebeurt is dat iemand een inleg in zijn pensioenkapitaal doet, dat naarmate hij ouder wordt steeds minder bijdraagt aan zijn uiteindelijke pensioen. Om beter te kunnen vergelijken blijf ik de – hoewel taalkundig niet helemaal juiste – term pensioenopbouw gebruiken.   

Allereerst betekent dat, dat de opbouw van pensioen wordt geconcentreerd in de jaren dat een deelnemer daar het minste in geïnteresseerd is. Mensen in de twintig zijn bezig met het volgen van opleidingen, het vinden van een baan, het stichten van een gezin en sommigen met het uitstippelen van hun carrière. Maar zelden met hun pensioen.

Als iemand in die leeftijdscategorie tijdelijk niet aan een pensioenregeling deelneemt – bijvoorbeeld door de keus om voltijd voor de kinderen te zorgen of langer door te studeren – dan mist hij of zij dus een belangrijke periode in de opbouw van pensioen, maar zal daar op dat moment (te) weinig aandacht voor hebben. Daarmee zal de kans op een armoedeval als de huidige jongeren met pensioen gaan toenemen.

Concreter zijn de problemen die ontstaan bij de overgang naar het nieuwe stelsel.

Iemand die tijdens de overgang al aan een regeling deelneemt heeft in het verleden dus de jaren van hoge opbouw gemist en heeft in de toekomst de jaren met lage opbouw tegoed. Met name voor mensen in het midden van hun carrière, de veertigers dus, kan dat een fors pensioenverlies opleveren. Zij krijgen voor dezelfde premie minder pensioen dan zowel de generatie voor als de generatie na hen.

Daarvoor worden zij in een of andere vorm gecompenseerd. Die compensatie is nog enigszins te regelen voor mensen die hun volle carrière bij dezelfde werkgever blijven. Maar iemand die na een paar jaar overstapt naar een andere werkgever heeft een probleem. Bij zijn oude fonds stopt de compensatie. Daar is hij immers weg. Of hij compensatie krijgt bij het nieuwe fonds zal afhangen van de compensatie bij het andere fonds. Die kan heel anders zijn.

Het kan en zal daardoor voorkomen, dat mensen die pensioenschade oplopen daarvoor geen (volwaardige) compensatie krijgen. Maar ook het omgekeerde kan en zal voorkomen. Er zullen mensen zijn die geen pensioenschade oplopen door de overgang, maar daar wel compensatie voor krijgen.

In de situatie van de jaren vijftig, toen mensen veertig jaar bij dezelfde baas bleven werken zouden de problemen van de afschaffing van de doorsneesystematiek niet zo zwaar wegen. Maar in het huidige tijdsgewricht, waarin mensen veel meer van baan veranderen en ook af en toe niet (in loondienst) werken, zorgt die afschaffing dus juist voor grote problemen.

Conclusie:

Het argument dat gebruikt wordt om de doorsneesystematiek af te schaffen is bij een volledige blik op de feiten juist een heel sterk argument om dit niet te doen.

  • Baat het niet, dan schaadt het enorm

De Wet Toekomst Pensioenen is te duur om te proberen.

Het is het proberen waard, zei Else Bos, directeur toezicht van De Nederlandsche Bank tijdens de laatste ronde tafel in de Tweede Kamer. Waar DNB zich eerder een fervent voorstander van de hervorming toonde, komt zij nu niet verder dan “Het is het proberen waard”.  Daaruit spreekt een twijfel die DNB niet eerder tentoonspreidde. Kennelijk raakt ook DNB doordrongen van de nadelen die onder ander hierboven genoemd zijn. En als zelfs de overtuiging van DNB afneemt kan men zich afvragen hoe toekomstbestendig dit stelsel zal zijn.

Maar de Wet Toekomst Pensioenen is niet iets dat je even kunt proberen en weer kunt terugdraaien als het niet bevalt. In hoofdstuk 2 is aangetoond, dat de overgang naar het nieuwe stelsel gepaard gaat met grote risico’s en kosten. De overgang weer terug zal een operatie van eenzelfde omvang zijn. En als de economische omstandigheden bij de overgang heel anders zijn dan bij de overgang terug – wat onvermijdelijk is – dan zal de omrekening van aanspraak naar pensioenvermogen en terug geen neutraal resultaat hebben, waardoor veel mensen op een hoger of een lager pensioen komen.

Conclusie:

Invoeren van de Wet Toekomst Pensioenen is alleen verantwoord als dit met volle overtuiging gebeurt, de overtuiging, die zelfs DNB niet meer lijkt te hebben

  • Alternatief: ROL Pensioenfondsen

Er is een alternatief in de maak, dat betere uitkomsten zal kennen, stabiel zal zijn, goedkoper is in de uitvoering en sneller volledig operationeel kan zijn: ROL Pensioenfondsen.

Het huidige FTK is gebaseerd op de theorie van marktwerking. Onder marktwerking wordt de waarde van een financieel instrument bepaald door de verwachtingen van de markt omtrent toekomstige opbrengsten. Op het moment dat de verwachtingen over toekomstige opbrengsten afnemen zal de waarde dalen. Als de waarde lager is dan de prijs zullen veel beleggers hun stukken willen verkopen. Het aanbod zal hoger zijn dan de vraag en zo zal de prijs ook dalen. Net zo lang tot de prijs en de waarde weer in evenwicht zijn. Op deze manier is in de theorie van marktwerking de markt voortdurend in evenwicht.

De laatste jaren is het vertrouwen in pensioenen gedaald. Veel mensen verwachten – terecht of onterecht – geen pensioen meer te ontvangen. Omdat de waarde wordt bepaald door de verwachtingen over toekomstige opbrengsten is de waarde van het pensioen dus gedaald. Tegelijk is de prijs gestegen als gevolg van de renteontwikkeling. Volgens de theorie van marktwerking zullen veel mensen dan hun pensioen te koop aanbieden. Maar dit gebeurt niet, om de simpele reden, dat dit wettelijk niet is toegestaan.

Dit betekent, dat de theorie van marktwerking niet van toepassing is op pensioenen. Dat is een belangrijke constatering, omdat de fundamentele veronderstellingen onder de pensioendiscussie voortkomen uit de theorie van marktwerking.

Zo volgt de stelling, dat de risicovrije rente de enige juiste rekenrente is voor gegarandeerde pensioenen uit de theorie van marktwerking. Het hele risicomodel onder het FTK, waaronder de kortingsregels zijn erop gebaseerd. En vervolgens is ook het fundament onder de pensioenhervorming erop gebaseerd, namelijk de stelling, dat het voor de betaalbaarheid van pensioenen noodzakelijk is om de zekerheid los te laten.

Omdat de theorie van marktwerking dus niet van toepassing is op pensioenen vervallen ook alle veronderstellingen die op de theorie van marktwerking gebaseerd zijn. En deze veronderstellingen blijken ook voor een belangrijk deel onjuist. ROL Pensioenfondsen (Risicobeheer Op Lange termijn) is een innovatief risicomodel, dat uitgaat van een andere basisveronderstelling, namelijk pensioen als onvervreemdbaar contract tussen deelnemer en pensioenaanbieder.

ROL Pensioenfondsen kan daardoor zorgen voor een zeker pensioen, een reëel uitzicht op indexatie en stabiele premies. Als bijkomstigheid kan ROL Pensioenfondsen ook nog eens zorgen voor aanzienlijk lagere uitvoeringskosten. Zie voor meer informatie www.koopkrachtig-solidair-pensioen.nl.

Waar het streven is om de Wet Toekomst Pensioenen in 2027 operationeel te laten zijn kan ROL Pensioenfondsen al in 2025 operationeel zijn. In gunstige omstandigheden misschien zelfs in 2024 al.

Conclusie:

Er is een alternatief, waarmee de doelstellingen van het pensioenakkoord sneller en beter gehaald gaan worden.

Woordenlijst

ROL is een innovatieve manier van pensioen-rekenen. Waar de politieke discussie gaat over òf-òf-vragen, realiseert de ROL èn-èn.

  • Èn nominale zekerheid (geen kortingen van pensioenen meer);
  • Èn snellere indexatie voor ouderen (aanpassen van pensioen aan gestegen prijzen), sneller nog dan het pensioenakkoord;
  • Èn pensioenzekerheid voor jongeren;
  • Èn grote kans op een volledig geïndexeerd pensioen voor jongeren;
  • Èn stabiele premies op ongeveer het huidige niveau.

Dit is niet te mooi om waar te zijn. Dit is slimmer rekenen. Actuaris Arno Eijgenraam kan politieke discussies overbodig maken door al deze doelstellingen tegelijk te realiseren.

Gerelateerde berichten

Jaarrekening-2023Downloaden

Lees meer

De hoofdlijnen van de concept-wet Koopkrachtig Solidair Pensioen

Inleiding In het pensioenakkoord is onder andere afgesproken om het pensioenstelsel zodanig te hervormen, dat koopkrachtbehoud voor gepensioneerden beter mogelijk gemaakt zou worden. Op de grondvesten van dit akkoord is vervolgens de Wet toekomst pensioenen gebouwd....

Lees meer