Waarom de Wet Toekomst Pensioenen er niet moet komen
Het huidige stelsel
Tegen het huidige stelsel bestaan de nodige bezwaren.
Garantie niet waargemaakt
Ten eerste garandeert het huidige stelsel de pensioenen, maar maakt het die garantie niet waar. Er wordt wel gezegd, dat de huidige pensioenen niet gegarandeerd zijn, maar dat is niet helemaal juist. Het huidige stelsel geeft een garantie op voorwaarde, dat de beurzen zich binnen bepaalde grenzen bewegen. In de afgelopen jaren hebben we gezien, dat de beurs alleen in 2008 meer gedaald is dan pensioenfondsen zouden moeten aankunnen en die daling is in 2009 weer goedgemaakt. Dat betekent, dat aan de voorwaarden van de voorwaardelijke garantie is voldaan.
Toch hangt er voortdurend een korting van pensioenen in de lucht. Als de minister niet enkele malen had ingegrepen door de regels tijdelijk buitenspel te zetten, dan hadden fondsen als PFZW al enige malen moeten korten. Het huidige stelsel biedt dus een garantie en maakt die niet waar. Het systeem faalt dus.
Nominale focus
Een tweede bezwaar tegen het huidige stelsel is de nominale focus. Alle regels zijn ingezet op een bescherming van het pensioen in euro’s. Maar door de inflatie worden die euro’s steeds minder waard. En over de tientallen jaren die er zitten tussen de entree als jonge werknemer en de jaren aan het eind van de pensionering is die verwatering van het pensioen uitermate significant, enkele tientallen procenten.
Een pensioenfonds kan die verwatering van het pensioen opvangen door de pensioenen te indexeren. Echter in het huidige stelsel word die indexatie niet gestimuleerd, maar zelfs ontmoedigd. Er zijn namelijk regels voor wanneer er geïndexeerd mag worden. Dat is het gevolg van modellering van indexatie als bedreiging van de nominale zekerheid.
Als gevolg van de beperkende regels is het pensioen bij veel fondsen sinds 2010 niet of nauwelijks meer geïndexeerd en daarmee al tientallen procenten verwaterd.
Rekenrente
Een belangrijke factor in het huidige stelsel is de rente waarmee gerekend word. De rekenrente is de fictieve rente die fondsen in de toekomst gaan maken volgens de rekenmodellen. Hoe hoger de rekenrente, hoe meer financiering er uit beleggingsopbrengsten verwacht wordt. En dus hoe minder financiering uit premie er nodig is.
De laatste tien jaren is de rekenrente – die grofweg gebaseerd is op de rente op staatsobligaties – gedaald naar een ongekend laag niveau. Het gevolg is dat de in het verleden betaalde premies naar huidige maatstaven net meer toereikend zijn en fondsen dus tegen tekorten oplopen.
Ook moeten de huidige premies enkele tientallen procenten omhoog. Maar sociale partners zijn niet bereid gebleken om een zo hoge prijs te betalen en dus worden er premies betaald die niet toereikend zijn om de reserves volgens de huidige maatstaven aan te vullen. Daardoor worden de reserves nog verder uitgehold.
Kortom: het huidige systeem in combinatie met de huidige marktrente maakt pensioenen extreem duur.
Het nieuwe stelsel
Het nieuwe stelsel kent een lange voorgeschiedenis. Rond 2010 zijn de gesprekken over een nieuw stelsel begonnen. Rond 2013 leek er een doorbraak te zijn, maar de pensioenwereld was toen nog niet rijp voor de oplossing die toen voorlag. In 2019 was er dan wel een pensioenakkoord. Dat akkoord wordt vervolgens omgezet in wetgeving. Dat proces loopt nog. Consultaties leveren steeds een zeer groot aantal reacties op, die allemaal verwerkt moesten worden. De laatste consultatie is op 30 april jl. gesloten. Het is de bedoeling om de wet op 1 januari 2027 operationeel te maken. Maar tegen dit nieuwe stelsel is nogal wat in te brengen.
Onzekerheid
In het begin van de onderhandelingen, rond 2010, namen vakbonden nog krachtig stelling tegen het zogenaamde “casinopensioen”. Heel recent zelfs nog werd de minister heel indringend aangesproken op het feit, dat pensioenen mogelijk gekort (= verlaagd) moesten worden.
Nu is dan toch dat casinopensioen er gekomen. Deelnemers hebben geen enkele aanspraak meer; zij zijn overgeleverd aan de grillen van de markt waar het hun pensioen aangaat.
Mensen die hun leven lang de zekerheid van een vast inkomen hebben gehad moeten nu leren leven met de onzekerheid van een schommelend inkomen. En zij kunnen niet aan die onzekerheid ontsnappen. Tijdens hun werkzame leven zijn zij verplicht deel te nemen in het pensioenfonds en zij ontvangen dit schommelende pensioen op een leeftijd dat zij niet meer kunnen kiezen voor alternatieven. Die onzekerheid weegt voor veel mensen erg zwaar.
Geen koopkrachtig pensioen
In de wereld van beleggen wordt het geld verdiend met risico lopen. In de eerste drie maanden van 2020 is de AEX met 20% gedaald; in 2008 met 52% en in 2002 zelfs nog meer. Aan dergelijke risico’s mag en wil je een ingegaan pensioen niet blootstellen. Dus worden de pensioenen voor gepensioneerden beschermd met allerlei constructies. Maar door die bescherming lopen de pensioenen niet meer genoeg risico om voldoende geld te verdienen voor koopkrachtbehoud. Daarnaast moeten bij de overgang naar het nieuwe stelsel de solidariteitsreserve en de compensatiereserve (voor de afschaffing van de doorsneesystematiek) gevormd worden, die ook ten koste gaan van de pensioenen. Berekeningen laten ook zien, dat koopkrachtbehoud voor gepensioneerden in het nieuwe stelsel niet meer (reëel) mogelijk is.
Voor jongeren is die indexatie er wel. Zij krijgen naar verwachting zelfs meer dan zij nodig hebben. Maar uiteraard alleen in de jaren dat zij jong zijn.
In doorrekeningen van het nieuwe stelsel wordt het gebrek aan koopkrachtbehoud na pensionering vaak gecamoufleerd door te kijken naar de vervangingsratio, oftewel de allereerste pensioenuitkering ten opzichte van de laatste salarisuitkering. Die kan er nog wel goed uitkomen als er voor jongeren wel veel risico gelopen wordt en dit goed uitpakt. Maar de verwatering van een eenmaal ingegaan pensioen blijft in die presentaties dan buiten beeld.
Altijd fout
Het nieuwe stelsel is bedoeld om vertrouwen te winnen. Echter, voor de belangrijkste doelgroep, gepensioneerden zal het tegenovergestelde de praktijk zijn.
Als de beurs omhoog gaat zullen de pensioenpotten groeien. Maar door de leeftijdsafhankelijke rendementstoedeling, dan wel de leeftijdsafhankelijke beleggingsmix zal dit rendement vooral aan de jongeren ten goeden komen. Gepensioneerden zullen hun pensioen zien stijgen, maar onvoldoende om de koopkracht vast te houden. Ook als het rendement op zich voldoende is voor volledige indexatie zullen de toedelingsregels ervoor zorgen dat hun pensioen alsnog verwatert.
Als de beurs omlaag gaat zullen de pensioenpotten dalen. Weliswaar zal dat grotendeels op de schouders van de jongeren komen te liggen, maar überhaupt een daling zal het vertrouwen in het stelsel ernstig ondermijnen.
Omdat naar verwachting de beurzen vrij spoedig na de overgang hetzij zullen stijgen, hetzij zullen dalen zal de onrust onder gepensioneerden ook snel wederkeren. Zowel een stijging als een daling zal immers tot ontevredenheid leiden.
Afschaffing doorsneesystematiek
Een van de grote operaties in het nieuwe stelsel is de afschaffing van de doorsneesystematiek. Bij grote bedrijfstakpensioenfondsen, zoals PFZW, betaalt iedereen relatief tot het salaris dezelfde premie. Echter, de premie van iemand van 25 kan dertig jaar langer renderen dan de premie van iemand van 55. Van dezelfde premie kan dus meer pensioen gefinancierd worden, oftewel om hetzelfde pensioen te financieren heb je voor iemand van 25 minder premie nodig dan voor iemand van 55. Ze betalen echter dezelfde premie en dus zegt men dat jong betaalt voor oud.
Daartegenover staat, dat de premiedekkingsgraad bij veel fondsen ver beneden de 100% is. Als de premiedekkingsgraad bijvoorbeeld 70% is, dat wordt het nieuw op te bouwen pensioen voor 70% uit de premie gefinancierd en voor 30% uit de liggende reserves, ten laste van de dekkingsgraad oftewel ten laste van de mogelijkheid om te indexeren. Oudere mensen hebben veel meer reserves dan jongere en dragen dus veel meer bij aan deze 30%. Oftewel oud betaalt voor jong.
In het huidige stelsel betaalt dus jong voor oud en oud voor jong. Dat heet solidariteit tussen generaties en dat hebben de pensioenonderhandelaars als ongewenst aangemerkt. Daarom is besloten dit systeem af te schaffen.
De manier van afschaffen is degressieve opbouw geworden. Dat wil zeggen, dat iedereen nog steeds dezelfde premie betaalt, maar dat jongere daar meer pensioen voor krijgen dan ouderen.
Deze afschaffing heeft gevolgen voor degenen die op het moment van overgang deelnemer zijn aan een pensioenregeling. Ik leg dit uit aan de hand van een voorbeeld waarbij iemand in tien jaar elk jaar € 5,50 pensioen opbouwt. In tien jaar heeft hij dan € 55,00 opgebouwd. In het nieuwe systeem bouwt hij in het eerste jaar € 10 op en dan elk jaar € 1 minder. Dat komt ook uit op € 55 totaal. Maar iemand die twee jaar in het oude systeem heeft opgebouwd en dan overstapt heeft in het oude systeem € 11 opgebouwd en gaat in het nieuwe systeem nog € 36 opbouwen. Samen € 47 en dat is dus € 8 minder dan iemand die helemaal in het oude of helemaal in het nieuwe systeem heeft opgebouwd. Iemand die halverwege de rit overstapt mist het meest. Iemand die vlak voor zijn pensioen overstapt mist nog een beetje. In schema:
Jaar | Opbouw | Opbouw | Opbouw | Opbouw | Opbouw |
Oude regeling | Nieuwe regeling | Overstap bij 3 | Overstap bij 6 | Overstap bij 9 | |
1 | € 5,50 | € 10,00 | € 5,50 | € 5,50 | € 5,50 |
2 | € 5,50 | € 9,00 | € 5,50 | € 5,50 | € 5,50 |
3 | € 5,50 | € 8,00 | € 8,00 | € 5,50 | € 5,50 |
4 | € 5,50 | € 7,00 | € 7,00 | € 5,50 | € 5,50 |
5 | € 5,50 | € 6,00 | € 6,00 | € 5,50 | € 5,50 |
6 | € 5,50 | € 5,00 | € 5,00 | € 5,00 | € 5,50 |
7 | € 5,50 | € 4,00 | € 4,00 | € 4,00 | € 5,50 |
8 | € 5,50 | € 3,00 | € 3,00 | € 3,00 | € 5,50 |
9 | € 5,50 | € 2,00 | € 2,00 | € 2,00 | € 5,50 |
10 | € 5,50 | € 1,00 | € 1,00 | € 1,00 | € 1,00 |
Totaal | € 55,00 | € 55,00 | € 47,00 | € 42,50 | € 50,50 |
Het werkelijke probleem is iets complexer dan dit gestileerde voorbeeld, maar dit geeft een goed beeld.
Er zijn berekeningen gemaakt hoeveel het zou kosten om de gemiste pensioenen aan te vullen tot het bedoelde pensioen. Afhankelijk van bepaalde aannames kwamen de uitkomsten op tussen € 60 en € 100 miljard. Gaan we uit van 6 tot 10 miljoen deelnemers aan een pensioenregeling, dan komt dit dus neer op gemiddeld ongeveer € 10.000 per deelnemer. Dat is een zeer hoge prijs voor het bestrijden van solidariteit, zeker als later solidariteit toch weer wordt gebracht als na te streven element.
Aansluiting op huidige arbeidsmarkt
Er wordt gesteld, dat het huidige stelsel niet aansluit op de huidige volatiele arbeidsmarkt. Het stelsel zou gericht zijn op het idee, dat iemand veertig jaar bij dezelfde baas werkt. Echter, als iemand in het huidige stelsel van baan verandert kan hij naar keuze wel of niet zijn pensioen overdragen naar het nieuwe fonds. Dat is geen enkel probleem. Als iemand enige tijd niet aan een pensioenregeling deelneemt zal hij een pensioen missen evenredig aan de periode dat hij niet deelneemt, ongeacht wanneer dat is. In het huidige stelsel is het overstappen van werkgever dus goed ondervangen.
In het nieuwe stelsel ontstaan er echter twee problemen bij het overstappen naar een nieuwe baan.
Het eerste probleem betreft de compensatie. Er worden allerhande regelingen opgezet om mensen te compenseren voor het pensioenverlies dat zij leiden als gevolg van de afschaffing van de doorsneesystematiek.
Echter, die regelingen gaan uit van continuïteit van dienstverband. Bij overstappen naar een andere regeling vervalt vaak de compensatie. Daarmee creëert het stelsel dus een belemmering voor de overstap.
Het tweede probleem geldt jongeren die niet aan een regeling deelnemen. Studenten, ondernemers, jonge ouders, … Zij lopen een pensioengat op dat groter is dan in de huidige situatie en veel moeilijker zal zijn in te lopen.
Met andere woorden: dat het stelsel niet is ingespeeld op de veranderende, veel volatielere, arbeidsmarkt is dus een probleem dat door de overgang naar het nieuwe stelsel niet wordt opgelost, maar juist wordt gecreëerd.
Ideologische inconsistentie
De afschaffing van de doorsneesystematiek is bedoeld om één heel specifieke vorm van solidariteit uit te bannen: de solidariteit tussen generaties.
Er zijn diverse andere vormen van solidariteit waarbij geld of risico van de ene groep naar de andere groep wordt overgeheveld. Zo leven vrouwen langer dan mannen. Zij ontvangen dus langer een uitkering voor dezelfde premie. Dit kan men zien als overheveling van geld van mannen naar vrouwen. Zo kan men ook verschillen onderkennen tussen chronisch zieken en gezonde mensen, rokers en niet-rokers etc. Ook onder de Wet Toekomst Pensioenen zijn er nog verschillende vormen van overheveling van geld van de ene naar de andere groep die nog altijd worden gedoogd of in sommige gevallen zelfs worden toegejuicht. Het is net die ene vorm van solidariteit die als ongewenst wordt beschouwd.
Maar zelfs de overheveling tussen generaties komt in de Wet Toekomst Pensioenen via de achterdeur terug. Want er wordt een solidariteitsreserve gevormd. Die is er nog niet bij overgang naar het nieuwe stelsel. Als er in het eerste jaar na de overgang tegenvallers zijn moeten deelnemers die dus zelf opvangen. Pas als de huidige deelnemers enige jaren een deel van hun pensioen aan deze reserve hebben gedoneerd zal deze een omvang hebben waarin de reserve kan functioneren. De solidariteitsreserve impliceert dus een overheveling van de generatie van huidige deelnemers (en gepensioneerden) naar toekomstige generaties.
Het bestrijden van solidariteit tussen generaties mag dus veel geld kosten, maar wordt niet eens consequent gehandhaafd binnen het nieuwe stelsel.
Administratieve problemen
Als in het huidige stelsel fouten gemaakt worden, kunnen deze, desnoods met terugwerkende kracht, gerepareerd worden. De kosten ervan kunnen ten laste van de dekkingsgraad gefinancierd worden. Andere deelnemers merken daar betrekkelijk weinig van.
In het nieuwe stelsel kunnen reparaties indien nodig uit de solidariteitsreserve gefinancierd worden. Maar de solidariteitsreserve is een volatiel geheel en kan ook leeg zijn. Als de solidariteitsreserve leeg is zal een reparatie van een fout dus gefinancierd moeten worden uit de pensioenvermogens van andere deelnemers. Dat is een pijnlijke operatie. Het nieuwe stelsel kan zich dus minder fouten veroorloven dan het oude stelsel.
Tegenover de lage foutentolerantie staat juist een grotere kans om fouten te maken. Waar in het huidige stelsel een pensioenaanspraak nog relatief eenvoudig is af te leiden uit salaris, diensttijd en eventuele indexatie, wordt dat in het nieuwe stelsel vele malen ingewikkelder, zeker in het solidaire contract. Er is sprake van een inleg en toerekening van rendement en sterfteresultaat. Beide zijn getrapt in beschermingsrendement en overrendement, waarbij zowel het beschermingsrendement als het overrendement leeftijdsafhankelijk kunnen zijn. Dan is er nog een wisselwerking met de solidariteits- en compensatiereserve. Al met al een zeer complex geheel. En dus is de kans op fouten vele malen groter dan in het huidige stelsel.
De kans op fouten is dus vele malen groter dan in het huidige stelsel, terwijl fondsen zich minder fouten kunnen permitteren. Dat betekent, dat de eisen aan de administraties vele malen hoger zullen worden.
Wat hierboven wordt beschreven voor het nieuwe stelsel als het eenmaal operationeel is geldt nog veel sterker voor de overgang naar het nieuwe stelsel, het invaren. Die operatie gaat over de verdeling van complete pensioenvermogens, waardoor het belang ervan nog veel groter is. En invaren op zo’n grote schaal gebeurt voor het eerst, waardoor de kans op fouten nog weer groter is.
En als deskundigen zeggen, dat pensioenadministraties al niet voldoen aan de eisen voor het huidige stelsel, dan mag ervan worden uitgegaan, dat (de overgang naar) het nieuwe stelsel een administratieve ramp gaat opleveren.
Woordenlijst
Actieve deelnemer
Actuariële premie
AOW
AOW leeftijd
Begrotingsperspectief
Beschermingsrendement
Casino pensioen
Collectief pensioen
Compensatie
DB pensioen
DC pensioen
Degressieve opbouw
Dekkingsgraad
Doorsneepremie / doorsneesystematiek
Flexibel contract
Financieel ToetsingsKader
FTK
Fictief
Franchise
Indexatie
Inkoop pensioen
Kapitaaldekking
Korten pensioenen
Koopkrachtig Solidair Pensioen
Langlevenrisico
Life Cycle Beleggen
Leenrestrictie
Nabestaandenpensioen
Malieveld
Nominale aanpraak
Nominale aanpraak
Omslagfinanciering
Opbouwbasis
Overrendement
Pech- en gelukgeneraties
Pensioenpijlers
PPI
Pech- en gelukgeneraties
Premiedekkingsgraad
Premieregeling
Projectierendement
Rekenrente
Rekenrente – oude wetgeving
Rekenrente - Alternatieve ideeën
Rekenrente - ROL Pensioenfondsen
ROL Pensioenfondsen
Restitutie
Risicobasis
Risicovrije rente
Solidair contract
Solidariteit
Solidariteitsreserve
Stichting ROL Pensioenfondsen
Vervangingsratio
Waardeoverdracht
Waarderingsperspectief
WTP
ROL is een innovatieve manier van pensioen-rekenen. Waar de politieke discussie gaat over òf-òf-vragen, realiseert de ROL èn-èn.
- Èn nominale zekerheid (geen kortingen van pensioenen meer);
- Èn snellere indexatie voor ouderen (aanpassen van pensioen aan gestegen prijzen), sneller nog dan het pensioenakkoord;
- Èn pensioenzekerheid voor jongeren;
- Èn grote kans op een volledig geïndexeerd pensioen voor jongeren;
- Èn stabiele premies op ongeveer het huidige niveau.
Dit is niet te mooi om waar te zijn. Dit is slimmer rekenen. Actuaris Arno Eijgenraam kan politieke discussies overbodig maken door al deze doelstellingen tegelijk te realiseren.